Ratanakiri Trekking

Een dag later in Banlung trof ik haar weer, iemand die ik twee maanden hiervoor in Indonesië had leren kennen. De eerste dag zijn we op een brommer wat rond gaan toeren langs enkele watervallen en een mooi, groot meer. De dag erna vertrokken we op een driedaagse trekking.
Na een uur in de bak van een pick-up, een uur in een bootje over de San rivier en tot slot een lichte wandeling van zo'n 5 uur, waarbij we enkele riviertjes moesten oversteken, kwamen we aan bij een waterval ergens midden in de jungle. Hier bouwden we een hangmatten kamp op en vervolgens konden we eindelijk een frisse duik nemen onder de waterval. Dat kon ik wel gebruiken.
Onze gids, Yok, en zijn gids-in-training, Way, waren meesters in het koken met bamboe. In een dikke bamboe stengel maakte Yok een degelijke pompoencurry met pork en groenten klaar, terwijl Way bekers en bestek maakte uit bamboe. Yok was ook een meester jager. Na het diner kwamen er nog aal, eekhoorn, kikker en rat op onze geïmproviseerde BBQ terecht. Allemaal gevangen met zijn katapult. Wat een held.
De tweede dag voerde een wandeling van 6 uur ons naar de boerderij van familie van Way. Een bamboe hut
te midden van niets meer dan rijstvelden. Hier zouden we de tweede nacht doorbrengen. Het gaf een goed inzicht in het dagelijkse leven van een simpele boerenfamilie in de binnenlanden van Cambodja. De derde dag was ongeveer hetzelfde als de eerste, alleen de andere kant op. Hoewel het een lichte trek was en ik iets meer dichte jungle had verwacht, was het toch zeker de moeite waard.
Na Banlung gingen we door richting Kratie. Een klein plaatsje dat vooral bekend staat om de Mekong rivier dolfijnen die hier
rondzwemmen. Waar er in het verre verleden echter meer dan duizend dolfijnen waren, daar zijn er nu helaas nog minder dan honderd van over. Na een fietstocht van ca.
een uur kwamen we bij een punt aan waar je de dolfijnen zou kunnen zien. Hier vonden we een afgelegen plekje waar we aan de rivier konden lunchen en chillen. Helaas, geen
enkele dolfijn kunnen spotten. Maar de fietstocht en het chillen aan de rivier waren evengoed fijn.

De Kachocks in Ratanakiri leven in grote familiegemeenschappen. Ze bewerken de grond, generatie na generatie, en telen er vooral rijst voor eigen gebruik. De solidariteit binnen de gemeenschap is heel groot, alle families ondersteunen elkaar.
De rijst wordt opgeslagen in hun rijsthuis. ‘s Nachts slapen ze bij hun koren zodat de buffels of de wilde zwijnen niets kunnen pikken. Van de
rijst wordt ook rijstwijn gebrouwen…een straf goedje te vergelijken met onze graan jenever. De Kachok zijn erg bijgelovig en vereren sterk de
goden. Ze brengen offers en hopen zo op een goede oogst.
Ze offeren dieren als er iemand sterft zodat de overledene sneller de overgang kan maken. Bij ziekte raadplegen ze in allerlaatste instantie
een dokter, hun offers komen altijd op de eerste plaats.
Bijna de helft van Ratanakiri is aangewezen als beschermde gebied, hierin zijn opgenomen het Lomphat Wildlife Sanctuary en het Virachey National Park.
Maar... zelfs deze beschermde gebieden zijn echter onderhevig aan illegale houtkap, stroperij en de delfstoffenwinning.